profiteren van (v) (persoon) | profitieren von (v) (persoon) |
profiteren van (v) (situatie) | ausnutzen (v) (situatie) |
profiteren van (v) (handel) | profitieren von (v) (handel) |
profiteren van (v) (resultaat) | profitieren von (v) (resultaat) |
profiteren van (v) (handel) | Kapital schlagen aus (v) (handel) |
profiteren van (v) (situatie) | sich zu Nutze machen (v) (situatie) |
profiteren van (v) (persoon) | ausnutzen (v) (persoon) |
profiteren van (v) (resultaat) | Vorteil ziehen aus (v) (resultaat) |